4.1.03 Actie

Hoewel Poppers visie op dit moment nog steeds dominant is, althans zeker in de toegepaste en gamma wetenschappen, is de ontwikkeling van de epistemologie niet gestopt bij het logisch positivisme. Vooral Quine, en in zijn kielzog mensen als Dewey en Mead,  hebben vanuit een naturalistische invalshoek een interessant pleidooi gehouden om in diverse opzichten een meer ‘pragmatische tussenpositie’ in te nemen. De eerste tussenpositie is om absolute zekerheid als (onbereikbaar) ideaal te hanteren in plaats van dit als vertrekpunt voor wetenschap te beschouwen. De tweede tussenpositie is dat wetenschap zich niet wezenlijk onderscheidt van andere vormen van ‘omgaan met kennis’. De derde tussenpositie is hier het meest relevant en houdt in dat kennisleer niet zozeer het uitgangspunt is van wetenschap, maar er een ‘gewoon onderdeel’ van is. 
In Quine’s visie is de fundamentele epistemologische vraag dan ook niet: ‘Wat is waarheid?’, maar: ‘Hoe komt waarheid tot stand?’ Met deze verschuiving in kennistheoretische vraagstelling is, min of meer vanzelfsprekend, het begrip evolutie in de epistemologie geïntroduceerd. Latour combineerde als een van de eersten deze domeinen door zich te richten op het werk van Watson & Crick vanuit historisch oogpunt de vraag te stellen hoe de ontdekking van het menselijk DNA tot stand is gekomen (Science in action, 1988). Een andere invalshoek is die van het onderzoek naar de ontwikkeling van wat wel het ‘menselijk kenapparaat’ wordt genoemd. Hieronder verstaat men het geheel van (cognitieve) vermogens, zoals waarneming, informatieverwerking en vooral leervermogen, waarmee de mens de wereld en dus ook concepten als kennis en evolutie begrijpt. Deze invalshoek vervolgen we hier. 
 
Door met 4. Het kenapparaat van de mens