4.1.06 Darwin-machines
Als kennisleer, net als ons kenapparaat, tot stand is gekomen door hetzelfde principe van natuurlijke selectie, dan zou dit een nogal tijdrovend proces moeten beslaan. Dat is niet het geval en daarom moet er sprake zijn van een differentiatie tussen (de snelheid van) het proces van uitgeselecteerd worden en zelf selecteren door ons kenapparaat. Hoewel ons brein zelf het resultaat is van miljoenen jaren evolutie, is het in staat om binnen de tijdspanne van een mensenleven kennis te verwerven volgens het principe van natuurlijke selectie. Dergelijke fenomenen als ons brein, maar bijvoorbeeld ook ons immuunsysteem, worden Darwin machines genoemd. Het voordeel van deze snelle adaptaties is dat ze ons in staat stellen snelle veranderingen in onze leefwereld het hoofd te bieden zoals in de (wapen)wedloop met snel muterende virussen. Het nadeel is dat iedere generatie weer opnieuw het wiel moet uitvinden. Ons individuele geheugen gaat voor de soort verloren als we overlijden. (opzoeken: recent onderzoek laat zien dat traumatisch ervaringen in de jeugd genetisch materiaal neg.beinvloeden; epigenetica!)
Dit mechanisme veronderstelt een beperkte mate van plasticiteit van ons kenapparaat waar het de eigen aanleg betreft, maar een hoge mate van plasticiteit waar het de uitvoerende functies betreft. De uiteindelijke werkstructuur wordt adaptief verworven m.b.v./in de vorm van een enorme variëteit van neurale en synaptische verbindingen. Vooral in de eerste levensjaren wordt de organisatie van het brein gevormd, die vervolgens weer als vormgever optreedt ten aanzien van nieuwe kennis. Functionele afstemming, adaptatie, komt niet zozeer tot stand door toevoeging van nieuwe neuronen en verbindingen, maar door overproductie in tijden van functionaliteit en van eliminatie van alles dat daarna niet meer wordt gebruikt: synaptic pruning (Talamini, 2009). Kortom, Darwin machines als ons kenapparaat, zijn geassembleerd door trage cumulatie van genetische eigenschappen, maar hebben zelf snelle, zij het niet permanente algoritmen om kennis mee te verwerven. De fylogenetische selectie van genen is op dit niveau vervangen door ontogenetische selectie van synapsen, waardoor vooral het leven in complexe en dynamische sociale verbanden mogelijk is. In metaforische zin, wat op integratieniveau A geldt hoeft immers niet op niveau A+1 of hoger te gelden, kan men stellen dat de eenheden van evolutie in dit domein geen genen zijn maar memen.