4.1.08 Variatie

Wetenschappelijke variatie lijkt in tegenstelling tot biologische variatie gericht. Lijkt, want het is maar de vraag of dat zo is, zowel wat betreft de gerichtheid van wetenschap als de ongerichtheid van de biologie. Wat wetenschap kenmerkt, is de intentie tot het oplossen van problemen. Wetenschappelijke mutaties worden ‘ontworpen’ en kennen in die zin, in tegenstelling tot biologische mutaties die at random optreden, een bedoeling. Althans dat is het algemeen aanvaarde idee. Daar valt echter wel wat aan af te dingen. Zo impliceert at random zowel in de biologie als in de wetenschap dat men nooit van te voren weet of iets succesvol zal zijn. In die zin vindt retrospectieve vertekening plaats. Het lijkt alsof in de wetenschap successen het gevolg zijn van planning en doordacht handelen. In werkelijkheid is veel vaker sprake van toeval of het daaraan verwante begrip serendipiteit. Bovendien vergt probleem oplossen op fundamenteel wetenschappelijk niveau ‘gedachtesprongen’. Deze sprongen onderscheiden zich van gedachtestappen doordat ze doorgaans niet direct voortkomen uit logisch denken (Bohr: You’re not thinking, you’re just being logical). Sterker nog, als men eenmaal in een gedachtespoor zit, is het vrijwel onmogelijk om er uit te komen (zie Heath: Made to stick). Gedachtesprongen vragen om een fundamentele andere manier van denken; zie De Bono’s lateraal denken. Men kan daarbij denken aan het overschakelen van verbaal en logisch/mathematisch denken naar beeldtaal of associatief denken, maar wellicht ligt hieraan een geheel ander mechanisme ten grondslag. Het gaat daarbij niet om het moment van anders denken, maar om de nieuwe manier van denken daarna, zoals bijv.  neurofysiologie Jill Bolte-Taylor meemaakte toen ze zelf een CVA kreeg (zie TED.com). Het is de gedachte’sprong’, dat moment van ‘logisch niet-logisch denken’, waar het omgaat. Ook hier zijn slechts metaforen beschikbaar:  jazzmuzikanten benoemen de kern van musiceren als ‘swing’ (It ain’t mean a thing...) en omschrijven dit als ‘precies op tijd te laat komen’.  Dit springerige karakter van gedachten maakt dat er veel meer at random plaatsvindt in de wetenschap dan uit het lineaire model van kenniscumulatie (b)lijkt. Een geplande paradigmashift is een contradictio in terminis. Tot slot is het van belang te beseffen dat variatie weliswaar in de biologie zelf blind is, maar alleen kan voortbouwen op eerdere adaptaties. In die zin is het algoritme op zich niet absoluut blind; er is immers zowel in biologische als wetenschappelijke zin sprake van een ‘historisch beperkt repertoire’. 

Figuur maken:
(random) variatie >  feedback/selectie > fitness > feedback over door het systeem veroorzaakte veranderingen in het milieu > replicatie > feedback etc.

Voor ‘planning’ is omschakeling nodig van feedback naar feedforward dwz uit het voorafgaande voortvloeiende emergenties van hogere lagen van bijsturing die zich aanvankelijk onbewust, later misschien half of zelfs werkelijk bewust, ontwikkelen tot een stuursysteem voor een evolutieproces.  Vraag is of dat kan, of dat dit een illusionair artefact is, net zoals wanneer je naar evolutionaire computerbeestjes kijkt en die een ‘wil/motivatie/keuzevrijheid’ toeschrijft (http://www.archive.org/details/sims_evolved_virtual_creatures_1994). 
 
Door met  9. Selectie