6.03 Neuropsychologie

Hoewel denken vele doelen dient en diverse uitingsvormen kent, van anticiperen tot en met nadenken, is neuropsychologisch gezien steeds sprake van het zelfde mechanisme: het activeren van neurale netwerken die informatie zodanig verwerken dat adaptatie plaatsvindt. Daarbij is het essentieel om onderscheid te maken naar drie niveaus van adaptatie i.c. leren:

  1. Al associërend iets echt nieuws bedenken (in termen van Bohr: think) is het leggen van nieuwe verbindingen tussen neuronale netwerken, het vormen van geheugensporen. Dit gaat gepaard met een outburst van synaptische groei.
  2. Informatie als ‘al bedacht herkennen’ en vervolgens snel en efficiënt leren verwerken door gebruik te maken van bestaande geheugensporen. Langzaam maar zeker ontstaan er (zoek)strategieën als algoritmen en heuristieken die het brein in staat stellen razendsnel complexe informatie te verwerken.
  3. Reorganisatie van het brein. Geheugensporen hebben in dit kader een evolutionair karakter; om te kunnen blijven bestaan, moeten ze worden hergebruikt. Maar als dat gebeurt, gaat dit gepaard met het dikker worden van myelineschedes waardoor deze verbindingen steeds beter gaan geleiden. Bliksemsnel ontstaat een vicieuze cirkel van beschikbaarheid en gebruik: de beschikbaarsheidsheuristiek (Kahneman, 19..)  

Het hele systeem staat in het teken van adaptatie, vertoont zelf ook adaptatie en voltrekt zich dan ook volgens de wetten van de evolutieleer. Er vindt mutatie plaats in de vorm van het ‘relatief random’ groeien (outburst van synapsen). Vervolgens vindt replicatie, en daarmee versterking plaats (verdikking myelineschede) of selectie (synaptic pruning). Men spreekt in dit kader wel van drieslagleren: de organisatie van het systeem, de hardware, past zich aan op basis van eigen leerervaringen. 

Door met 4. Leren ‘niet te leren’