4.3.1.02 Leiderschap

Leiderschap werkt faciliterend. Luisteren en leren zijn kernwoorden. Professionals beschikken over meer inhoudelijke expertise dan hun leidinggevende managers (Drucker). Een leider vertolkt de strategische visie en missie van het bedrijf en fungeert als de stem van de onderneming. Complex adaptieve organisaties zijn netwerken, die zichzelf organiseren. Een centrale regie ontbreekt. Verbindingen zijn essentieel, zodat ervaringen en kennis kunnen worden gedeeld. De meeste conflicten spelen zich af binnen een organisatie, niet tussen organisaties. Een manager heeft tot taak om conflicten op te lossen. Conflicten zijn volgens Ackoff onethisch en getuigen van onprofessioneel gedrag.

Leiderschap:
3 subgroepen
groep A volgelingen, groep B oppositie, groep C twijfelt.
Opdracht van de leider: zoveel mogelijk mensen van groep B (dus de oppositie) overtuigen, zodat zij zich aansluiten bij groep A.
 

LEIDERSCHAP
De leider representeert het geheel, formuleert het doel en bepaalt de grenzen van het systeem.
Een leider richt zich op de toekomst, staat een lange termijn perspectief voor ogen en heeft
overzicht (comprehensive view; FM perspectief van een CEO). Een leider mobiliseert bronnen, bepaalt het doel van de organisatie en de grenzen. Een leider is eindverantwoordelijk.
Personen en teams committeren zich aan de procedures (middelen) en dragen verantwoordelijkheid. Een leider neemt cruciale beslissingen, die invloed hebben op alle functies van de organisatie zoals operationele activiteiten, klantenservice, marketing, boekhouding, financiering en engineering.
Leiderschap wordt onderscheiden van management.
Leiders doen de goede dingen in plaats van de bestaande dingen goed doen.
Een leider legt de verbinding tussen individuele doelen en de doelen van de organisatie. De resultaten (materieel en immaterieel) worden zichtbaar gemaakt.