1.1.2.2.2 Principes gen.
Generativiteit maakt gebruik van zeven basisprincipes: vier eigenschappen en drie mechanismen die met elkaar samenhangen (Holland) en optreden binnen een zogenaamde agent of actor.
In schema:
Eigenschappen |
Mechanismen |
1. aggregeren & categoriseren |
tagging |
2. non-lineaire relaties |
interne modellen |
3. flows |
bouwstenen |
4. diversiteit |
|
Toelichting
- Termen als agent en actor verwijzen naar iets of iemand die invloed uitoefent
- Aggregeren is het verschijnsel dat onderliggende factoren altijd een heel ander verschijnsel veroorzaken op een hoger niveau. Er is sprake van bottom up-emergentie, waarbij het aggregaat niet valt te verklaren uit een of meer van de delen
- Flow is het rondstromen van informatie en kennis, maar ook het recyclen ervan. Deze flow is veelal niet-lineair en dat betekent dat relatief kleine veranderingen grote gevolgen kunnen hebben
- Diversiteit betekent dat als er veel verschillende soorten signalen of stukjes informatie aanwezig zijn
- Interne modellen zijn in twee groepen te verdelen. Expliciete modellen gaan uit van een voorspelbaar en rationeel wereldbeeld. Hoe beter de informatie, hoe beter de beslissingen: hoe kleiner de strategische onzekerheid, hoe minder turbulent de ontwikkeling zal zijn
- Impliciete modellen zijn volstrekt onvoorspelbaar en kunnen ogenschijnlijk bizar gedrag vertonen. Dat kan goed uitpakken (serendipiteit), maar ook desastreus, bijvoorbeeld ten gevolgen van kantelpunten
- Bouwstenen of modules kunnen door ze anders te ordenen, leiden tot tal van nieuwe combinaties
- Tags vormen een middel om agenten van elkaar te onderscheiden. Een tag is vaak een onderscheidend element, bijvoorbeeld een naam of nummer. Tagging als mechanisme zorgt voor het duidelijk maken van verschillen tussen agenten. Die verschillen zijn nodig voor emergentie, mits ze niet te groot zijn.
Meer weten? Zie Generativiteit