2.5.3 Orde-chaos transitie

Argyris betoogt dat er sprake is van een transitie in wereldbeelden van orde naar chaos, of in zijn termen van wereldmodel 1 naar 2.

Model I en model II
Assumpties van theorie I zijn (1996: 41):
·       de actor streeft ernaar de touwtjes in handen te hebben
·       de actor streeft er naar zijn verlies zo klein mogelijk en zijn winst zo groot mogelijk te maken (0-1)
·       de actor probeert zijn gevoelens zo weinig mogelijk te uiten
·       de actor probeert rationeel te zijn en gevoelens uit te sluiten.
 
Bij model I komen de beleden theorie (espoused theory), dat wil zeggen de officiële zienswijze, niet overeen met het feitelijk handelen (theory in action). 
Actoren zijn zich van deze discrepantie tussen de beleden theorie en de praktijktheorie zelden bewust. 
 
Model I leidt tot gebrek aan begrip, zorgt voor escalatie van fouten, is contraproductief en belemmert onderzoek. Model I gaat uit van algemeen geldige kennis en wordt niet gerelateerd aan leeftijd, gender, ras, gezondheid, opvoeding, type organisatie en cultuur (2000: 9 -11). Mensen, die gebruik maken van model I, ontlopen hun verantwoordelijkheid. Zij verschuilen zich achter ‘geciviliseerd’ of ‘diplomatiek’ gedrag. Daarmee voorkomen zij, dat zij ergens van worden beschuldigd of worden bedreigd. 
Regels voortvloeiend uit Theorie I zijn:
1.     communiceer twee boodschappen (A en B)
2.     doe alsof de communicatie niet bestaat uit een combinatie van boodschappen
3.     maak het onmogelijk om A en B ter discussie te stellen
4.     doe alsof er niets aan de hand is
Een praktijktheorie wordt gebruikt om informatie te organiseren, op te slaan en op te vragen. Actoren maken gebruik van attributies, die vaak nauwelijks empirisch onderbouwd zijn. 
 
Bij model I wordt gebruik gemaakt van defensief redeneren (‘defensive reasoning mind-sets’) (2004: 1). Persoon A probeert eenzijdig het gedrag van per­soon B te beheersen door een zo volledig mogelijke controle. Model I wordt geleerd via socialisatie. Mensen handelen automatisch en stilzwijgend op manieren die contraproductief zijn (blz. 43). Men maakt gebruik van niet onderbouwde attributies en beoorde­lingen (blz. 42). Inconsistenties worden niet onderkend. 
'Selffulfilling prophe­cies' roepen effecten op, die mensen zelf bewerkstelligen.  Rechtvaardigingen berusten op zichzelf legitimerende, autoreferentiële processen. Bij Model I maakt men gebruik van beloning, bestraffen, beoordelen en beheersen.
Model I creëert ‘actions that are skillful yet incompetent because they produce consequences that the actors did not intend (o.c., 11). Dit model staat voor ‘skillful incompetence’, terwijl mensen zich daarvan niet bewust zijn. Kenmerkend is defensief organisatorisch gedrag, waarbij zaken worden toegedekt (‘covered up’).
Model I sluit aan bij een organisatietype met de volgende kenmerken:
·       formele piramidale structuur
·       specialisatie van werkzaamheden
·       eenheid van bevelvoering
·       centralisatie van macht
·       informatiestroom, die de machtsstructuur volgt
·       informatie wordt valide geacht indien deze niet bedreigend is (blz. 44,45)
 
In bedreigende situaties geven personen verhullende, vage, onduidelijke, onsamenhangende en incongruente informatie. Informatie is overal en tegelijkertijd nergens. Omstandigheden zijn onbespreekbaar en de fouten worden steeds groter. Men maakt gebruik van ‘selffulfilling prophecies’ en zich zelf sluitende processen. Wedijver en wantrouwen kenmerken de onderlinge relaties. Binnen de organisatie ontstaat coalitievorming. In een conflictsituatie proberen betrokkenen de botsing van opvattingen en belangen verborgen te houden. Dit leidt tot een camouflagespel. Mensen zijn de gevangene van hun eigen patronen. Ze houden de cultus van rigiditeit en miscommunicatie in stand
Model I staat dubbel leren (double-loop) in de weg. Men creëert een 0 -1 leermilieu; het is een kwestie van winnen óf verliezen. De theorie en het leersysteem beïnvloeden elkaar.
Consequenties van model I zijn: escalerend onbegrip, self-fulfilling prophecìes en zelfverhulling (self-sealing processes). De logica is zelf-referentieel. Leren wordt belemmerd. Onderwerpen (issues) zijn onbespreekbaar én het onbespreekbaar maken ervan is zelf niet bespreekbaar. Hierdoor ontstaat een gevoel van hulpeloosheid en komt men in de rol van slachtoffer terecht. Op organisatieniveau ontstaan ultra stabiele systemen, die fouten niet corrigeren. 
 
Model II staat niet tegenover model I, maar maakt onderzoek en evaluatie  mogelijk. Attributies, dat wil zeggen eigenschappen die men toeschrijft aan andere personen en aan de organisatie, worden verhelderd.  
Indien model II tegenover model I zou worden geplaatst zijn de volgende waarden van toepassing zijn: iedereen is onder controle, iedereen wint, alle gevoelens worden tot expressie gebracht en rationaliteit wordt op de laatste plaats gezet. Deze waarden waren kenmerkend voor zogenaamde trainings- en encounter groepen (T-groups). 
 
Model I kan volgens Argyris gehandhaafd blijven in geval van zinvolle routines. De menselijke vrijheid wordt vergroot wanneer medewerkers kunnen kiezen tussen model I of model II. Bij model II wordt de basis onderzocht van competenties. Bij de keuze voor model II worden andere organisatiestructuren gecreëerd. 
 
 
Waarden zoals zorg, respect, empowerment, eerlijkheid en integriteit kunnen zowel via model I als via model II door organisaties worden ingevuld. 
 
 
Implementatie van verandering:  de overgang van Model I naar model II
Model II biedt uitzicht op een nieuw en zeldzaam universum. Hiervoor moeten nieuwe competenties worden ontwikkeld. Bij model II wordt uitgegaan van andere waarden en normen. 
In de traditionele wetenschap wordt onderzoekers niet geleerd om nieuwe universa te creëren. Zowel praktijkmensen als wetenschapsbeoefenaars zijn gesocialiseerd en aangepast aan de bestaande traditie. Zij hebben ‘mind-sets’ ontwikkeld, waarmee zij defensief redeneren. Professionals zijn gefixeerd op de status quo (Argyris, 2004: 6). Mensen creëren zowel individueel als collectief (op organisatieniveau) defensieve routines.
Action is produced by the activation of procedural knowledge stored in our heads (or minds or brains)’ (o.c., 7). Procedurele kennis geeft informatie hoe te handelen in de bestaande praktijk en is gebaseerd op causaliteit (één oorzaak, één gevolg). 
 
 
 
Kwaliteiten van een goede manager volgens model II zijn: (blz. 121 e.v.)
·       Rechtstreeks communiceren in plaats van op diplomatieke wijze een schijnconsensus bereiken
·       Expliciteren van beoordelingen 
·       Toetsen van attributies
·       Casuïstiekbespreking
·       Medewerkers erbij betrekken: participatie serieus nemen
·       Assertief optreden: nee durven zeggen
·       Besluitvorming (in plaats van het formuleren van visie, strategische plannen en lijsten met aandachtspunten).
·       Contraproductief werken blootleggen (‘skilled incompetence’)
·       Leren van klachten van cliënten
 
 
Bij de overgang van model I naar model II onderscheidt Argyris de volgende fasen:
 
Mensen worden zich eerst bewust van de theorie van model I en de automatische reactieprocessen die leiden tot bekwaam uitgevoerde, contraproductieve reacties (skilled incompetence). 
De 0-1 (zwart – wit, alles of niets) leersystemen leveren feedback op, die model I sanctioneert en bevestigt. Problemen worden bij gebruik van model I onbespreekbaar gemaakt. Deze onbe­spreekbaarheid wordt gecamoufleerd met spelle­tjes.
Bij de overgang naar model II leren mensen de disfunctionele patronen van model I te onderkennen, die gebruikt worden om problemen op te lossen door middel van symptoombestrijding. 
Men leert de nieuwe handelingstheorie (model II) effectief te gebruiken, wanneer men er concreet gebruik van maakt. Dit vereist omstandigheden, die géén of hooguit matige stress veroorzaken. Bij model II wordt de beleden theorie (epoused theory) op één lijn gebracht met de gehanteerde theorie (theory in action). Tevens leren mensen onder welke omstandigheden theorie I goed werkt en te prefereren valt. Het nieuwe optreden wordt ingevoerd binnen de totale organisatie. Andere personen en teams worden geholpen om te leren.
 
Model II kan alleen worden geïntroduceerd en geimplementeerd, wanneer begonnen wordt op het hoogste niveau van de organisatie. De (top)mana­gers dienen over voldoende invloed, persoonlijk gezag en zelfstandig­heid te be­schik­ken om het geleerde in praktijk te brengen. 
 

Dubbelslag leren (double-loop) begint op individueel niveau. Dit vereist een nieuwe vorm van socialisatie (1996: 51,52). Individuen noemt Argyris 'wandelende sociale structuren' (1996: 53). 

Meer weten? Zie  Wereldorientaties